De polder Heerhugowaard was uitgestrekt en bestond uit drie dorpen: De Noord, ’t Kruis en ’t Zuid.
Tot 50 jaar geleden telde de gemeente Heerhugowaard minder de 10.000 inwoners en was hoofdzakelijk agrarisch. De hele middenweg, die bestond uit klinker stenen, kende aan beide zijden nog een sloot. Wij gingen met de fiets naar Alkmaar over de middenweg. Bij het huidige Intratuin staken we de N242 (Westerweg) over en dan had je een stukje fietspad. We gingen over het kippebruggetje (is er nog) bij Oudorp en kwamen zo Alkmaar binnen gefietst. De middenweg met klinkers liep wat rond. Grote stukken waren kaal en het was vaak met regen en wind nog een hele trap, elke dag weer. Als het weer echt te slecht was mochten we met de NACO bus. Prachtig vond ik dit. Met de NACO bus gebeurde hoogst een enkele keer want een buskaartje kostte geld.
Heerhugowaard heeft in de laatste vijftig jaar veel boerderijen verloren. De ontembare bouwwoede van de bestuurders toen – en nog steeds – hebben daar aan bijgedragen. In een van de vorige edities heb ik al geschreven dat door de ontembare bouwwoede van de politiek en haar bestuurders al haar beeldbepalende gebouwen waaronder ik ook boerderijen toe reken zijn vernietigd en daarmee ontbreekt het aan identiteit; het gevoel hebben dat waar je woont een geschiedenis heeft en daar verbondenheid aan ontleent. Dit speelt vooral in ’t Zuid.
Er zijn ook boerderijen afgebrand. Boerderijen zijn nu eenmaal brandgevaarlijk. Immers de boerderijen waren bijna altijd bedekt met riet, terwijl in elke boerderij grote voorraden hooi en stro waren opgeslagen, als voer en strooisel voor het vee. Het meeste werk in de winter was het voeren, melken en verzorgen van het vee. Dit werk moest vaak in donker gebeuren, met behulp van petroleumlampen. Door deze situatie was het brandgevaar erg groot. Toch zijn de meeste branden midden op de dag uitgebroken, door onweer en door het spelen met vuur van kinderen.
Maar hoe waren die boerderijen dan ingedeeld zult u zich afvragen. Zo’n boerderij diende als huisvesting voor het hele gezin, terwijl het grootste gedeelte in beslag werd genomen door het bedrijf. Een zijde van de boerderij was de koegang van ongeveer 4,5 meter breed. De koeien stonden op een lange rij, dertien tot negentien stuks afhankelijk van de afmeting van de boerderij. Aan de voorkant (tegenover de woonkamer) bleef dan nog een plekje vrij, de z.g. bakkamer. Niet om te koken of te bakken, maar in die ruimte stond een regenwaterbak, een gemetselde put waarin het regenwater van het dak werd bewaard. Aan een kant waren wat planken om pannen en ander eetgerei op te zetten. De binnenkamer, in de woonkamer waren twee deuren, die toegang gaven tot twee of drie bedsteden en een kledingkast (hangkast). Achter de binnenkamer was de dors, een ruimte met grote hoge deuren, waar men ’s zomers de volle wagens hooi kon binnenrijden. Over zo’n dors was geen zolder, zodat men het hooi vanaf de wagens tot boven in de nok van het vierkant kon brengen. De dors werd ook gebruikt voor het dorsen van graan en peulvruchten, met een vlegel of op de ‘geselbank’. Het midden van de boerderij was het vierkant, een ruimte van ongeveer 8 bij 8 meter waarin het hooi bewaard werd als voer voor het vee. Dan blijft nog over een vertrek achter in de boerderij het z.g. achterom. Daarin stond een fornuis en hierin werd gekookt en gewassen en soms stonden er tijdelijk nog wat kalveren of een paard. We zien dus dat zo’n boerderij geheel in gebruik was voor mens en dier.
Maar de aandachtige lezer zal in deze beschrijving van de boerderij nog één vertrekje missen n.l. een toilet. Deze is niet vergeten maar stond altijd als een klein ‘huisje’ boven een sloot !!! een douche was geheel onbekend.
Ook ik heb een buiten WC nog meegemaakt maar dan gelukkig niet boven een sloot. (Als het in de winter vroor bleef alles op het ijs liggen.) Een tiental meters achter ons huis (middenweg 585) hadden we samen met de boerderij van Klaas en Neeltje Ursem-Groot, die pal naast ons huis stond, (Ons huis was in een ver verleden een werkman huisje van de boerderij middenweg 587) een dubbel WC huisje. Een dun schotje er tussen moest enigszins voor de privacy zorgen. Nadat je de houten deksel er af had gehaald zat je op een houten beschot waar de ontlasting van ons en de buren zo in de gezamenlijke put viel. Later heb ik me weleens afgevraagd als buurvrouw Neeltje nu gelijk met een van ons een grote boodschap had, kon je het horen en zou zomaar ook kunnen opspatten naar de billen van de andere kant. (oh wat erg deze gedachte die ik opschrijf). Ik was nog een kind dus ik stond daar niet zo bij stil. En nog wat. Wij hadden geen toiletpapier maar reepjes van oude kranten. (bladen als de libelle’s of Margriet, waren niet geschikt).
Iemand vertelde me ooit dat hun moeder de rouwadvertenties eruit knipte uit piëteit.
Vader Henk haalde één maal per jaar met een emmer aan een lange stok de gezamenlijk gierkelder leeg als bemesting op de moestuin. Zoals dat overal toentertijd gebruikelijk was.
Bij de overburen Piet de Goede herinner ik me nog dat er in het voorjaar veel opslag was van tomatenplantjes in de moestuin. Ik dacht toen, daar eten ze veel tomaten. Maar het verhaal zal wel geweest zijn dat mijn vader eerder het land omspitte en bewerkten.
Reacties van lezers.
Een jongere schreef n.a.v. De Noord van Toen en Nu Trekschuit. deel 2.
“voor een paar stuivers kon men meevaren naar Alkmaar om inkopen te doen of producten, zoals boter, eieren of peulvruchten te verkopen. Zo’n reis naar de kaasstad duurde ongeveer drie uur”.
Drie uur ?! dan ben ik al lopend in Alkmaar Joh!
Antwoord: dat het zo lang duurde kwam ook omdat er verschillende halteplaatsen waren. Als je producten mee had om in de grote stad Alkmaar te verkopen is lopen natuurlijk geen optie.